| 
 | 
 
 
Als ik niet gevangen was,  Ik zou dit land willen,  En deze klagende zee,  En deze korenvelden,  En deze sterren zonder nummer,  Als langs de donkere muur  Sprankelend in de schaduw  De sabel van de spahis  ik ben geen tartaar  Voor een zwarte nek  Geef me mijn gitaar,  Houd mijn spiegel voor me.  Ver van deze Sodoms,  In het land waar we zijn,  Met de jonge mannen  We kunnen 's nachts praten.
   Toch hou ik van een kust  Waar ooit winters  De koude adem komt niet aan  Door de openstaande ramen.  In de zomer is de regen heet;  Het rondsluipende groene insect  Gloed, levende smaragd,  Onder de groene grassprieten.
   Smyrna is een prinses  Met haar prachtige kapel;  De eindeloos vrolijke lente  beantwoord zijn oproep,  En, als een lachende groep  Van bloemen in een kopje,  In zijn zeeën is gesneden  Meer een archipelvergoeding.
   Ik hou van deze vermiljoen torens,  Deze triomfantelijke vlaggen,  Deze gouden huizen, vergelijkbaar  Heeft kinderspeelgoed;
   Ik hou van, voor mijn gedachten  Meer zacht gewiegd,  Deze schommeltenten  Op de rug van de olifanten.  In dit sprookjespaleis,  Mijn hart, vol concerten,  Gelooft, met gedempte stemmen  Die uit de woestijnen komen,  Hoor de genieën  Combineer de harmonieën  eindeloze liedjes  Laat ze zingen in de lucht
   Ik hou van deze landen  Zoete brandende parfums;  Op de gouden ramen  Het trillende gebladerte;  Het water dat de bron uitstort  Onder de scheve palmboom,  En de witte ooievaar  Op de witte minaretten.
   Ik hou van in een bed van mos  Zeg een Spaans deuntje,  Toen mijn lieve metgezellen,  Van de voet die over de grond glijdt,  zwervend legioen  waar glimlachen in overvloed aanwezig zijn,  Draai hun rondjes  Onder een ronde parasol.
   Maar vooral, wanneer de wind  Raak me fladderend aan,  's Avonds zit ik graag  zitten denken,  Het oog op de diepe zee,  Terwijl, bleek en blond,  De maan opent in de golf  Zijn zilveren fan. 
 
 
 |